Alle clubs in de Jupiler Pro League hebben binnen een jaar van trainer gewisseld: is de Pro League de weg kwijt?
Foto: © photonews
Gisteren werd Miron Muslic ontslagen door Cercle Brugge. De duurzaamheid van trainers in de Pro League lijkt verder te blijven dalen.
Op een gewone maandag in de Pro League, of toch bijna: nauwelijks was de persconferentie van de nieuwe coach van Leuven Chris Coleman afgelopen, of er verscheen alweer een nieuwe melding, Cercle Brugge had zojuist de samenwerking met Miron Muslic beëindigd. De toon is zeker gezet, maar het lijkt erop dat het tempo versnelt.
Na Christian Lattanzio, Brian Riemer en Oscar Garcia, is Miron Muslic de vierde coach die dit seizoen wordt ontslagen. Hoewel ons kampioenschap wel eens bloediger seizoenen heeft gekend, geeft een statistiek goed aan hoe snel de carrousel draait waarop de coaches van de topclubs in België steeds omhoog en omlaag gaan. Muslic was tot nu toe de langstzittende coach van de eliteclubs.
Wie is nu de langstzittende en moet hij ook al beginnen vrezen? Het is Besnik Hasi. Een coach die in november 2023 aankwam, precies een jaar en 25 dagen geleden. En die er meer dan ooit leek op gebrand om Mechelen aan het einde van vorig seizoen te verlaten, nadat hij het team naar de poorten van de Champions' Playoffs had geleid.
De koorts van verandering
Zijn "kroonprins" in dit opzicht? Dirk Kuyt, die op 28 december bij Beerschot aankwam. Ook hij stond lange tijd op het punt de club te verlaten bij gebrek aan garanties voor de terugkeer van de club naar de elite. En dan hebben we het nog niet eens over de rampzalige seizoensstart van de Ratten, die hem meerdere malen in de schijnwerpers hebben gezet.
Het is moeilijk voor te stellen dat deze twee coaches vandaag de dag als de modellen van duurzaamheid in onze Pro League worden beschouwd. En toch is het feit er: geen enkele coach van de elite was aan het begin van het seizoen 2023/2024 meer dan een jaar en vijf maanden geleden.
Natuurlijk zijn er enkele toevallige omstandigheden: coaches die al meerdere jaren op hun plaats zaten, zoals Muslic en Hein Vanhaezebrouck, vertrokken binnen een paar maanden na elkaar. Maar wanneer de hele Belgische elite zijn staf binnen een jaar en een beetje verandert, is het moeilijk om nog van toeval te spreken.
Meer dan ooit is ons kampioenschap een cyclische competitie. Afgezien van Club Brugge en hun middelen die boven de Belgische normen liggen, is het moeilijk voor een Belgisch team om twee seizoenen op rij te presteren, zeker met dezelfde coach. En zelfs dan is het tegengestelde van het financiële succes van Brugge dat de verwachtingen rond het team, gekoppeld aan dure maar niet altijd succesvolle transfers, de afgelopen jaren enkele coaches de das hebben omgedaan.
Voor de rest lijken de oorzaken divers. In verschillende mate lijden Anderlecht en Standard onder de kloof tussen nostalgie naar hun verleden en hun huidige situatie. Aan de andere kant lijken Gent en Genk, met hun beleid van het aantrekken van jonge buitenlandse talenten en deze voor hoge prijzen doorverkopen, gedoemd om teams te blijven met cyclische vormpieken.
Union Saint-Gilloise en Cercle Brugge hebben de afgelopen jaren verrassend goed gepresteerd dankzij enkele schoten in de roos, maar beseffen dat zo snel groeien ook risico's met zich meebrengt. Beide aan het hoofd van een team dat een goede kans heeft om de Europese winter door te komen na niet lang geleden nog in 1B te hebben gevoetbald, staan ze nu voor een nog grotere uitdaging: de obstakels voor de groei van hun instelling overwinnen.
Niet te vergeten dat de uitbreiding van de Playdowns naar vier teams iedereen angst aanjaagt. De toenemende homogeniteit in het klassement is merkbaar: clubs die vroeger ver verwijderd waren van de degradatiestress kunnen zich geen langdurige reeks slechte resultaten veroorloven. Het effect van de Playdowns is geen mythe: drie van de vier betrokken clubs van vorig seizoen hebben net na de klassieke fase van coach gewisseld.
Maar het fenomeen zou ook breder kunnen zijn dan alleen de microkosmos van het Belgische voetbal. De afgelopen jaren heeft de evolutie van de discipline zich verplaatst naar een directer spel: hoge intensiteitslopen en pressing worden geprezen, en het begrip intensiteit staat centraal bij elk interview. Ondertussen blijft het aantal wedstrijden toenemen.
Door constant op dezelfde manier te trekken, door de spelers te pushen om hun limieten te overschrijden, komen de coaches zelf steeds sneller voor kwalificaties te staan (al dan niet terecht) als zijnde aan het einde van hun cyclus. Het is geen toeval dat de komst van een nieuw team wordt voorgesteld als een elektrische schok. Het is een dynamiek die niet echt verbonden is met een langetermijnvisie.
Deze onverwachte veranderingen hebben in ieder geval het voordeel dat ze het trainersbestand van de Pro League vernieuwen: van de vijftien huidige coaches in 1A hadden er slechts vijf als T1 in de competitie gewerkt voor het begin van vorig seizoen.
Dit biedt de kans om buitenlandse coaches te ontdekken (voor beter en voor slechter), maar ook om jonge Belgische coaches zoals David Hubert, Nicky Hayen, Sébastien Pocognoli, Rik De Mil, Vincent Euvrard of Timmy Simons (zonder Jonas De Roeck te vergeten, die al coach was bij Westerlo en Sint-Truiden) een kans te geven. Zullen we over een jaar de balans opmaken?
Johan Walckiers